Archeologisch onderzoek kosten
De kosten van een archeologisch onderzoek kunnen uiteenlopen. Wanneer u in Nederland namelijk een stuk grond wil bebouwen, zult u tegen een aantal zaken aanlopen. Allereerst zal u namelijk toestemming moeten hebben van de gemeente om op die plek te kunnen bouwen, maar daarnaast kan het ook zijn dat er eerst een onderzoek uitgevoerd moet worden of er op die plek geen archeologische vondsten gedaan kunnen worden. Wij vertellen u daarom graag wat een archeologisch onderzoek precies inhoudt, en wat de kosten zijn.
Waarom een onderzoek?
Bij een archeologisch onderzoek is het doel om te kijken of er in de grond archeologische resten zijn. Er zijn al tal generaties voor ons geweest die geleefd hebben en om de geschiedenis beter te begrijpen is het van grote waarde om alles wat in de grond ligt qua archeologische resten te vinden. Daarom wordt er onderzoek gedaan op het moment dat er gebouwd gaat worden op een stuk grond. Wanneer er gebouwd gaat worden, wordt er natuurlijk ook in de grond gegraven en dat zorgt ervoor dat archeologische vondsten verloren kunnen gaan. Met die reden is het dus ook zo dat er in een plan van aanpak van de gemeente besloten kan worden dat er een onderzoek gedaan moet worden.
Wat kost archeologisch onderzoek?
Zoals gezegd kunnen de kosten van een archeologisch onderzoek nogal uiteenlopen. Belangrijke factoren die een rol spelen zijn bijvoorbeeld de omvang van de bodemingreep dan wel het plangebied, de verwachte diepteligging van archeologische waarden, de aard en omvang van archeologische waarden, of behoudenswaardige archeologische resten geheel of gedeeltelijk ontzien kunnen worden, dan wel dat deze geheel of gedeeltelijk moeten worden veiliggesteld door middel van een archeologische opgraving.
De kosten zijn dus niet voor ieder plan of plangebied hetzelfde en bij voorbaat te benoemen. Voor wat betreft het kostenverhaal geldt wel dat de kosten voor archeologisch onderzoek en behoudsmaatregelen in verhouding moeten staan tot de totale projectkosten.
De kosten van archeologisch bodemonderzoek worden bepaald door:
• Voorbereidingskosten;
• Veldwerkkosten;
• Uitwerkings- en rapportagekosten.
Het is wettelijk verplicht om het onderzoek volgens vaste protocollen uit te voeren. Deze protocollen zijn vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Archeologische bureaus dienen hiertoe BRL 4000 gecertificeerd te zijn. Daarnaast is er de wettelijke verplichting om de start, het einde en de – voorlopige – resultaten van het onderzoek te melden in het centraal Archeologisch Informatiesysteem (Archis) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
Meer informatie over de kosten van archeologisch onderzoek?
Heeft u vragen over dit onderwerp of wilt u weten wat Transect voor u kan betekenen? Neem dan direct contact met ons op! Wij staan voor u klaar en helpen u graag verder!
”Wanneer is archeologisch onderzoek verplicht?”
De bodemingrepen die aanleiding kunnen zijn staan vaak in het bestemmingsplan benoemd en kunnen onder andere ontgravingen of ontgrondingen, ophogingen en het slaan van heipalen omvatten.
Heeft uw plangebied of planlocatie een dubbelbestemming Waarde – Archeologie, dan hangen daar vaak ondergrenzen aan vast. Dat wil zeggen dat als u met uw bodemingreep of plan onder een bepaalde oppervlakte en/of diepte blijft, geen archeologisch onderzoek nodig is, maar als u deze overschrijdt wel onderzoek moet laten uitvoeren.
”Waarom moet ik voor archeologisch onderzoek betalen?”
1) het ”behoud in situ” principe;
2) het ”veroorzaker betaalt” principe.
Het ”behoud in situ principe” houdt in dat de beste manier om archeologische waarden te behouden voor toekomstige generaties (wetenschappelijk onderzoek en cultuurbeleving), deze ongeroerd in de bodem te laten liggen en de bodemcondities niet te veranderen (bijvoorbeeld het grondwaterpeil niet veranderen en geen grond op te brengen wat tot samendrukking van bodemlagen kan leiden). Met andere woorden: archeologische waarden met rust laten door deze in te passen.
Het ”veroorzaker betaalt” principe houdt vervolgens in dat als u dit bodemarchief dan toch voor eigen profijt gaat verstoren, u moet opdraaien voor de kosten van het archeologisch onderzoek, inclusief uitwerking en rapportage van het onderzoek; uiteraard altijd binnen de kaders van proportionaliteit.
”Op basis waarvan bepalen gemeenten dat er een kans is op archeologie en dat ik dus (voor-)onderzoek moet laten uitvoeren?”
De archeologische waardenkaart en de archeologische verwachtingenkaart zijn binnen de meest gemeenten door vertaald in archeologische beleidskaarten, die dan de onderleggers vormen voor bestemminsplannen. Bij de doorvertaling naar beleidskaarten wordt ook informatie betrokken over – verwachte – diepteligging van – te verwachten – archeologische waarden in de ondergrond, zodat ondergrenzen voor archeologisch onderzoek kunnen worden bepaald.
”Wat is het beste moment?”
Wat zijn de kosten van archeologisch onderzoek?
”Hoe zijn de kosten opgebouwd?”
• Voorbereidingskosten;
• Veldwerkkosten;
• Uitwerkings- en rapportagekosten.
Het is wettelijk verplicht om het onderzoek volgens vaste protocollen uit te voeren. Deze protocollen zijn vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Archeologische bureaus dienen hiertoe BRL 4000 gecertificeerd te zijn.
Daarnaast is er de wettelijke verplichting om de start, het einde en de – voorlopige – resultaten van het onderzoek te melden in het centraal Archeologisch Informatiesysteem (Archis) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
Ook dient gravend onderzoek, zoals proefsleuvenonderzoek, opgravingen en archeologische begeleidingen (Opgraven – variant archeologische begeleiding), te worden uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen (PvE).
Als onderdeel van de voorbereiding dient ook een Plan van Aanpak (PvA) te worden opgesteld, dat als praktische handleiding en veiligheidsplan voor het veldwerk fungeert.
Het veldwerk zelf behelst vaak de inzet van een archeologisch team van minimaal twee archeologen, met veldapparatuur. Daarnaast gebeurt het aanleggen van archeologische proefsleuven en werkputten in de regel machinaal met een graafmachine.
Na het veldwerk moeten vondsten worden verwerkt, worden de veldtekeningen in GIS opgemaakt, worden grondsporen geanalyseerd en worden de bevindingen gerapporteerd.
Is er veel gevonden en zijn er grondmonsters genomen, moet er meestal eerst een tussenrapport worden opgesteld: een evaluatierapport. Het evaluatierapport omvat een overzicht van vondsten, grondmonsters en sporen. Op basis hiervan wordt bepaald wat voor specialistisch onderzoek in aanmerking komt. Specialisten voeren dit vervolgens uit. Hun bevindingen en deelrapporten worden vervolgens in het eindrapport (standaardrapport) opgenomen.
Het archeologisch onderzoeksproces wordt vervolgens afgerond door de resultaten in Archis in te voeren, vondsten te deponeren in hiertoe aangewezen archeologische depots en het eindrapport en onderliggende primaire databestanden te uploaden in het Edepot (Dans Easy).
Dit alles dus volgens vaste en wettelijk verplichte protocollen.
”Welk onderzoek moet ik laten uitvoeren?”
In het geval van kleine bodemingrepen, zoals bijvoorbeeld een bouwput voor een nieuwe woning, kan meestal worden volstaan met vijf tot zes boringen. Deze worden doorgaans handmatig gezet.
Met het archeologisch bureauonderzoek en booronderzoek wordt de archeologische verwachting van het plangebied zoals die op de verwachtingenkaart van de gemeente staat, getoetst en aangevuld met lokale informatie.
Wanneer uit het bureauonderzoek en booronderzoek een hoge archeologische verwachting blijkt, dan wel blijkt dat in de bodem sprake is van archeologische resten (op dit niveau wordt vaak nog gesproken over archeologische indicatoren), kan een aanvullend onderzoek worden verlangd in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Vaak kan op basis van booronderzoek namelijk de waarde van een archeologische vindplaats niet goed worden bepaald. Er is dan wel vastgesteld dat er sprake is van een archeologische vindplaats, maar de aard, omvang, datering, mate van intactheid en conserveringsgraad kunnen nog niet worden bepaald. Met proefsleuven kan deze informatie wel worden verkregen en kan een goede waardestelling van de vindplaats worden opgemaakt. Deze waardestelling dient vervolgens als input voor een besluit hoe om te gaan met een vindplaats als deze op basis van de waardestelling behoudenswaardig is. Dit besluit wordt ook wel een selectiebesluit genoemd.
Het booronderzoek en het eventueel hierop volgend proefsleuvenonderzoek vallen in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) onder het Inventariserend Veldonderzoek (IVO) genoemd. Het booronderzoek valt onder IVO-Overig (IVO-O) en het proefsleuvenonderzoek onder IVO-Proefsleuven (IVO-P).
Wanneer een vindplaats behoudenswaardig blijkt te zijn, zijn er twee mogelijkheden. Of de vindplaats wordt ontzien en blijft dus onaangetast in de bodem bewaard, of de vindplaats moet worden veiliggesteld door middel van een professionele archeologische opgraving.