Archeologisch Booronderzoek
Wat is archeologisch booronderzoek?
Als de archeologische verwachting van een plangebied is gespecificeerd (bijv. middels een archeologisch bureauonderzoek), wordt vaak een archeologisch booronderzoek verricht om de archeologische verwachting te toetsen.
Archeologisch booronderzoek is vaak onderdeel van de archeologische onderzoeksverplichting, die voortvloeit uit de aanvraag van een omgevingsvergunning en een bestemmingsplanwijziging of bestemmingsplanherziening.
Bij kleine plangebieden adviseren wij om het archeologisch bureauonderzoek en booronderzoek in één opdracht uit te voeren. Wij beginnen dan met het bureauonderzoek en als dan de archeologische verwachting van het plangebied is gespecificeerd, gaan we direct de boringen uitvoeren om deze verwachting te toetsen. Dat bespaart veel tijd en geld, omdat het een procedurestap scheelt en alles in één rapport kan worden opgeleverd. Niet zelden heeft u met dit gecombineerde onderzoek ook aan uw onderzoeksverplichting voldaan.
Welke soorten archeologisch booronderzoek zijn er?
Archeologisch booronderzoek kent drie verschillende soorten, namelijk verkennend, karterend en waarderend booronderzoek.
Wat is verkennend booronderzoek?
Met verkennend booronderzoek wordt gekeken of de bodem nog intact is en of bijvoorbeeld het plangebied in het verleden wel bewoonbaar was. In dit geval wordt gekeken naar de bodemintactheid, het bodemreliëf (geomorfologie) en de bodemopbouw (soorten bodemlagen en onder wat voor omstandigheden deze zijn gevormd). Dit wordt ook wel een verkennend booronderzoek genoemd. In de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA / BRL 4000) valt dit type onderzoek onder het Inventariserend Veldonderzoek Overige, verkennende fase (IVO-O, verkennende fase).
Wat is karterend en waarderend booronderzoek?
Ook kan deze onderzoeksmethode worden ingezet om vondstrijke archeologische vindplaatsen op te sporen; dat wil zeggen vaststellen dát in de ondergrond van het plangebied archeologische vindplaatsen liggen (karterend booronderzoek / IVO-O, karterende fase). In een enkel geval worden boringen ook wel ingezet om vervolgens vastgestelde archeologische vindplaatsen te waarderen (waarderend booronderzoek, IVO-O, waarderende fase). De waarderende fase van het archeologisch onderzoek heeft als doel om te kijken of het de moeite waard is om de vindplaatsen te behouden, maar ook om informatie te verzamelen hoe vindplaatsen vervolgens te behouden zijn (in situ = in de grond of ex situ = veilig stellen door middel van Opgraven). Verder heeft het als doel om de randvoorwaarden te bepalen waaronder behoud mogelijk is; bijvoorbeeld door in het kader van nieuwe ontwikkelingen geen ontgravingen tot in archeologische vindplaatsen uit te voeren of niet tijdelijk – grondwater te onttrekken.
Waarderend booronderzoek komt veel minder voor, omdat de geëigende manier om archeologische vindplaatsen te waarderen het archeologisch proefsleuvenonderzoek is (IVO-P). Hiermee kan namelijk ook de aanwezigheid van archeologische grondsporen worden vastgesteld. Dit is belangrijk in situaties waar vindplaatsen vooral uit grondsporen bestaan (bijvoorbeeld verkleuringen in de grond waar ooit palen van boerderijen hebben gestaan of verkleuringen van grachten en greppels) en niet zozeer uit vondstconcentraties en/of archeologische lagen (bijvoorbeeld ophogingslagen zoals bij terpen of door cultuurlagen).
Archeologisch booronderzoek is dus vaak alleen geschikt voor de verkennende fase en ook karterende fase, mits de archeologische verwachting is dat vindplaatsen te herkennen zijn aan vondstconcentraties en cultuurlagen.
Hoe verloopt het onderzoek?
Archeologisch booronderzoek moet altijd eerst in het centraal Archeologisch Informatiesysteem (Archis) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) worden aangemeld (en na afronding ook weer worden afgemeld, met bijbehorende registratie van eventuele vondstmeldingen). Ook zijn wij vanuit de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 4.1 (KNA 4.1) / BRL 4000 verplicht om eerst een Plan van Aanpak (PvA) op te stellen. Hierin staat bijvoorbeeld de gespecificeerde archeologische verwachting uit het bureauonderzoek en de onderzoeksmethodiek (onder andere het aantal boringen, boordiameter, beschrijvingsmethode, verzamelmethode en boordiepte).
De boringen worden meestal handmatig gezet met een verlengbare Edelmanboor en/of steekguts. De Edelmanboor is een veredelde ‘palenboor’, ontwikkeld voor bodemonderzoek. Het kan dus worden verlengd, maar het kan ook van verschillende boorkoppen worden voorzien. ‘Standaard’ wordt van een 7 cm diameter Edelmanboor gebruik gemaakt; voor de karterende fase ook wel van een 15 cm Edelmanboor om hiermee meer grond op te kunnen boren (om bijvoorbeeld vervolgens te zeven en te bekijken op archeologische vondsten i.c. indicatoren). Standaard boordieptes reiken tot maximaal zo’n 5 tot 6 meter onder maaiveld, maar als het moet kan hiermee zelfs tot 12 of nog meer meters onder maaiveld worden geboord.
Bij grote dieptes en een moeilijke grondslag wordt ook wel mechanisch geboord. Transect b.v. heeft inmiddels veel archeologisch booronderzoek mechanisch uitgevoerd, vooral in de Flevopolders en andere kleigebieden. Met mechanisch booronderzoek kunnen ook relatief lange en intacte boorkernen worden opgeboord om de bodemgelaagdheid beter te kunnen beschrijven. Voor mechanisch booronderzoek maakt Transect b.v. in de verkennende fase vaak gebruik van een Aqualock met Sonic boormodule. Voor de karterende fase wordt een mechanische avegaarboor ingezet.
Hoe worden de resultaten gerapporteerd?
De resultaten van het archeologisch booronderzoek worden overzichtelijk gerapporteerd in een Transect-rapport. Standaard is het rapport voorzien van overzichtelijk kaartmateriaal, boorbeschrijvingen (inclusief gekleurde boorkolommen), foto’s van boorkernen en een helder advies.
Kwaliteitszorg
Deze onderzoeksmethode wordt, net als de rest van het archeologisch onderzoek, verplicht volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 4.1 (KNA 4.1) uitgevoerd.
Transect beschikt over de certificaten van protocol 4001 – Programma van Eisen, protocol 4002 – Bureauonderzoek, protocol 4003 – Inventariserend veldonderzoek (landbodems) en protocol 4004 – Opgraven (landbodems). Wij staan onder andere geregistreerd bij de SIKB en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
Boringen worden beschreven volgens de NEN5104 en de Archeologische Standaard Boorbeschrijving (ASB) en uitgevoerd door hiertoe gekwalificeerde prospectoren (archeologen of fysisch geografen).
Transect b.v. heeft inmiddels vele jaren ervaring met deze onderzoeksmethode.
Meer informatie? Neem vrijblijvend contact op
Heeft u na het lezen van bovenstaand artikel nog vragen of heeft u behoefte aan aanvullende informatie? Neem gerust contact met ons op via informatie@transect.nl of telefonisch via 030 762 0705, wij staan u graag te woord.